vrijdag 10 september 2010

Lijstjes.


Eigenlijk wilde ik deze post beginnen met een Top-5-Iron-Maiden-albums-met-Bruce Dickinson-op-zang. Leek me bij uitstek de manier om het dwangmatige, betweterige en totaal introverte karakter van persoonlijke favorietenlijstjes te illustreren. Mocht u een negatieve ondertoon in deze omschrijving lezen, dan heeft dat uiteraard niets te maken met het feit dat het me ietwat frustreert dat ik het gewoon niet voor elkaar kreeg dat lijstje te maken. Ik had voor het verhaal kunnen doen alsof natuurlijk. Vissers zijn immers berucht om hun leugenaarskunsten. Toegegeven, de clichématige accordeonbewegingen zijn ook mij niet geheel vreemd in niet-vissend gezelschap. Ik kan achteraf immers vaak mezélf niet eens overtuigen van het feit dat het onderwerp (in de meeste goede visverhalen is de visser hooguit de bijwoordelijke bepaling) van het heldenepos waarin ik kort ervoor deelnam hooguit 35 cm lang was. Hier streef ik echter naar volledige accuratesse in de verslaggeving. Simpelweg omdat het verhaal per definitie toch altijd beter is dan het kille, in drie decimalen achter de komma uitgedrukte eindresultaat.
Lijstjes dus. Ik kan me het moment niet herinneren dat de entiteit "vis" uit het rijtje boom-roos-vis overging in een specifieke aanduiding van de vissoort, maar ik vermoed dat toen ik dat rijtje uit mijn hoofd moest leren ik aan juf Coby van groep 3 heb gevraagd welke soort de vis op het plaatje was. Juf Coby vond dat geen heel belangrijke vraag geloof ik. Als jong baasje had ik op mijn kinderkamer een klein aquariumpje staan met daarin een wekelijks groeiend aantal guppy's en platy's. En een algeneter. Cadeautje van mijn vader, die kort daarvoor zijn 160 liter-aquarium met cychliden de deur uit had gedaan. (Het projecteren van je altijd te vroeg afgekapte jeugd op je eerstgeborene schijnt als vader niet meer dan normaal te zijn.) Toen ik mezelf op een kwade dag afvroeg wat de gevolgen voor dit kleine ecosysteem zouden zijn als ik die grote knop van bijna helemaal links naar voorbij helemaal rechts zou draaien werden mij binnen een tijdsbestek van 48 uur een aantal dingen duidelijk. De vis die als eerste na een heuse Flight of Icarus uit deze Sea of Madness in mijn prullenmand belandde was de algeneter. Van de minder daadkrachtige inwoners van het aquarium waren de platy's de eersten die passief de pijp aan Maarten gaven, en tegen de tijd dat mijn vader twee dagen later doorhad dat er iets mis was waren er nog welgeteld drie guppy's over. Tegenwoordig zijn verwarmingselementen voor aquaria standaard begrensd, maar ten tijde van die zwarte bladzijde in de guppengeschiedenis duidelijk nog niet. Hallo, ik ben Pieter de Wolf, ik ben 4 jaar oud, en ik doe een natuurramp na. Behalve dat ik die dag leerde dat vissen dood kunnen gaan als het water waarin ze zwemmen te warm wordt, zal ik toen ook de conclusie hebben getrokken dat de ene vis de andere niet is.

Oh ja, lijstjes. Mijn eerste wildgevangen vis was een tiendoornig stekelbaarsje. Hij zat in een tot een schepnetje omgetoverd uiteinde van een panty tussen het kroos, de bootsmannetjes en watermijten. Sindsdien ben ik gefascineerd gebleven door wat er aan vis in de vaderlandsche wateren zwemt. Wat er uiteindelijk voor zorgte dat ik jaren later een hengel aanschafte en mijn eerste baarsjes, voorns, posjes en kleine brasems ving. Daar kwamen later karpers, en tijdens vakanties kopvoorns, dwergmeervalletjes, grondeltjes en zelfs een keer een heuse zeeforel bij, gevangen op een stukje brood in een Zwitserse rivier.
Het zal ergens in die periode geweest zijn dat zich achter in mijn hoofd Het Lijstje begon te vormen. Medeschuldig hieraan was het door de Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij uitgegeven zakgidsje De Nederlandse Zoetwatervissen, dat ik ooit voor een kwartje kocht tijdens een verkoop van oude bibliotheekboeken van de Openbare Bibliotheek Soest. Een vroege versie van dit boekje dus. Maar die van mij is veel gaver, want hij is vergeeld, gelamineerd, er zitten lelijke bibliotheekstickers op en vrijwel alle pagina's zitten los. Bovendien worden er nog geen zwartbekgrondels, donaubrasems en al die andere gevolgen van de tsunami van vislamisering die ons kikkerlandje in de afgelopen jaren heeft overspoeld in genoemd. Henk en Ingrid Baars wisten nog precies waar ze aan toe waren. In het boekje staan -het zal u niet verbazen- foto's van de Nederlandse zoetwatervissen met daarbij een korte beschrijving van hun belangrijkste kenmerken en waar ze zoal voorkomen.




































Een voor een jonge visser een van hoop en verwachting vervuld naslagwerkje dus, dat er snel voor zorgte dat ik last kreeg van een zekere verzamelwoede. Had ik de vis weleens gevangen, dan zette ik met potlood een kruisje op de bladzijde en het streven was uiteraard ooit het hele boekje te hebben volgekruisd. Sommige vissen spraken wat dat betreft meer tot de verbeelding dan andere. Dit had behalve intuïtieve redenen vaak óf te maken met het exotische karakter en/of uiterlijk van de vis, óf juist met het feit dat de vis juist redelijk algemeen voorkwam, maar ik ze van mijn leven nog niet had gevangen of maar gevangen had zien worden. Uiteindelijk ontstond er de volgende personal hitlist, waarvan de onderlinge volgorde nog weleens wilde wijzigen, maar die door de jaren heen verder redelijk hetzelfde is gebleven:

1. Zeelt
2. Snoekbaars
3. Paling
4. Vlagzalm
5. Barbeel

Winde heeft ook een tijd in het lijstje gestaan. Snoek, die ik in die tijd ook nog niet had gevangen heeft het lijstje nooit echt gehaald. Die sprak minder tot de verbeelding, simpelweg omdat ik ze weleens gevangen had zien worden in de Soester drainagevijvers. Die zouden vanzelf wel een keertje komen als ik me erop zou gaan toeleggen. Forellen prikkelden mijn verbeelding toen ook nog niet zo, waarschijnlijk ook omdat ik het gevoel had die vanzelf nog wel een keertje tegen te komen, later in mijn vissende bestaan. Sommige andere vissen prikkelden mijn hengelaarsverbeelding al helemaal nauwelijks. Hoewel ik me bijvoorbeeld voor kan stellen dat voor andere vissers graskarper een bepaalde aantrekkingskracht heeft heb ik die tot op de dag van vandaag niet gevoeld.
Nummer 4 en 5 op de lijst, vlagzalm en barbeel, hebben hun aantrekkingskracht duidelijk in het eerdergenoemde exotische. De kans dat ik die op een goeie dag uit de Eem zou trekken achtte ik zelfs toen al minimaal. Ze riepen beelden en dromen op van een andere wereld met helder snelstromend water en grote rotsen, maar hadden in tegenstelling tot de clichématige forel die ook bij dit plaatje past in mijn ogen een hoop meer eigen karakter. Paling was gewoon een rare vis met rare gewoontes, die bovendien een deel van zijn aantrekkingskracht had in het feit dat ik wist dat ze overal en nergens voorkwamen en ze de wormen en maden waar ik vaak mee viste toch echt wel zouden moeten lusten, maar dat ik ze simpelweg nooit ving. Ook dit is inmiddels ruimschoots goedgekomen en het feit dat ik ondanks het slijmerige, kronkelige, bijterige, haakslikkerige en lijn-in-de-knoperige gedoe dat de vangst van een aal met zich meebrengt het nog steeds mooi vind om er eentje te vangen heeft waarschijnlijk te maken met zijn jarenlange plaats in dit lijstje. Snoekbaars vond ik er ten eerste op plaatjes altijd gewoon gaaf uitzien. Die gestekelde rugvin, die strepen, die puntige grote bek met tandjes en die grote reflecterende ogen. Het was net als snoek een rover, maar op de één of andere manier had ik niet direct het vertrouwen de vis vanzelf weleens te vangen als ik me ging toeleggen op het jagen op roofvis. Niet geheel onterecht, zo bleek later, want hoewel ik ze inmiddels aan de tand heb mogen voelen en ze vorig jaar zelfs uit de Utrechtse grachten heb getrokken, blijft de snoekbaars tot op de dag van vandaag een wispelturige en ietwat mysterieuze vis en vind ik het nog altijd een bijzonder moment als ik die bronzen flank en helwitte buik voor het eerst aan het wateroppervlak zie verschijnen.



















De onbetwiste nummer één in het lijstje is dat gebleven tot ik 'm twee zomers geleden eindelijk voor het eerst ving. De magische zeelt. Tinca Tinca. Hallowed be thy name. De muithond. De doktersvis. De riviermerel. Zeelt komt vrij algemeen voor in wateren met veel plantengroei en een zachte bodem. Het voorkeursvoedsel bestaat uit slakjes, wormpjes en insektelarven. Aldus mijn gidsje. Elke keer als ik als jochie mijn dobbertje ergens naast een paar leliebladeren legde hoopte ik stiekem op een ontmoeting met deze groene rakker. Maar het mocht jarenlang nooit zo zijn en de zeelt bleef in mijn boekje (See what I did there?) de meest mysterieuze vis van allemaal. Die charme heeft hij vooralsnog ook nog niet verloren. Ik zou er een eigen hoofdstuk aan kunnen wijten. En dat ga ik ook zeker nog doen, maar dit verhaal ging over lijstjes. Dus sluit ik daarmee af. Fuck it:

1. Seventh Son of a Seventh Son
2. Powerslave
3. Somewhere in Time
4. Fear of the Dark
5. The Number of the Beast

2 opmerkingen:

  1. Ondanks het prachtige verhaal heb ik er persoonlijk behoorlijk wat moeite mee dat The Number Of The Beast slechts op de 5e plaats staat, en VEEL erger nog, mijn absolute nummer 1 niet eens in je lijstje voorkomt! Voor de volledigheid dus:
    1.Piece of Mind
    2.The Number Of The Beast
    3.Poweslave
    4.Seventh Son Of A Seventh Son
    5.Brave New World.

    Qua Piscatorial lijstjes... Ik heb ze 'allemaal' (nou ja... bijna dan) al gevangen (ik ben geen liefhebber qua vakanties, noch qua vissoorten beneden de evenaar en/of tropische varieteiten dus die laat ik buiten beschouwing...), maar deze staan wel erg hoog op mijn lijstje

    -Zalm
    -Marmerforel
    -Zeeforel
    -Black Bass

    En, na "Catching The Impossible" meerdere malen te hebbeb gezien: een kroeskarper(tje).. zou ook prachtig zijn!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Johan, breng me na de epic struggle die het me gekost heeft dit lijstje samen te stellen tijdens het schrijven van dit stuk nou niet weer aan het twijfelen he! ;)

    BeantwoordenVerwijderen