dinsdag 31 augustus 2010

A slight disturbance in the Force.

De aanbeet van de vis wil zich tijdens het vliegvissen voor het ongeoefende oog nog wel eens in nevelen hullen. Waar je bij andere vismethodes vaak overduidelijk aan een ondergetrokken dobber, een wiebelende hengeltop, of simpelweg gebok aan de andere kant van de lijn kunt merken wanneer de vis je (kunst)aas gepakt heeft, is dit bij het vliegvissen met een nimf, maar ook met een droge vlieg lang niet altijd het geval. Natuurlijk, een visser die op relatief stil water een beetje oplet, zal over het algemeen een droge vlieg wel gepakt zien worden. En tijdens het met strakke lijn binnenstrippen van een nimf of streamer merk je doorgaans ook wel als er ineens weerstand is aan de andere kant. Dit laatste verschilt immers niet zo gek veel van het binnendraaien van een stukje kunstaas met een spinhengel. Bij het langzaam binnenstrippen en het weer laten afzakken van de nimf (wat bijvoorbeeld voor voorn echt een dodelijke methode kan zijn) wordt het al een stuk lastiger. Nog lastiger wordt het wanneer je met een lange leader op stromend water de nimf gewoon door de stroming mee laat voeren, je leader dikwijls verre van strak loopt, en je nimf noch vis kunt zien.
Dientengevolge wordt het dus evenredig moeilijker te bepalen wanneer er aangetikt dient te worden om de aanbijtende vis te kunnen haken. Een beetverklikkertje kan in sommige gevallen uitkomst bieden, maar dat zorgt vaak voor extra windweerstand bij het werpen en je presentatie wordt er doorgaans ook niet subtieler op. En zelfs met beetverklikkertje kunnen aanbeten zo subtiel zijn dat de vliegvisser zijn zintuigen zal moeten trainen op de meest minimale aanwijzingen; een klein rukje, een vliegenlijn of indicator die ineens stokt tijdens de drift. Een tik, of vaak maar een zuchtje in de leader bij een afzakkende nimf. De flits van een flankende vis in het water ter hoogte van de nimf. Een boeggolfje. Minimale signalen die voor getrainde zintuigen bewustzijn en leven aan de andere kant kunnen verraden, maar die voor een beginner of een niet-vliegvisser misschien niet eens waarneembaar zijn.
Buiten deze en andere vroeger of later wel waarneembare signalen, merk ik steeds vaker dat ik ineens intuïtief aansla én vis tref zonder dat ik daar direct een op het eerste gezicht aanwijsbare reden voor had. En dan bedoel ik niet de gevallen dat er willekeur of verveling in het spel was en ik uit een soort balorigheid aan de lijn rukte. En ook niet over de keren dat ik aan een nieuwe worp wilde beginnen, daarom mijn hengel hefte en de lijn strak trok en zo toevallig vis aantrof. Ik heb het over de keren dat ik vanuit een intuïtieve maar volste overtuiging voelde dat mijn nimf zich op dat moment in een vissenbek bevond en ik maar beter aan kon slaan. Een intrigerend fenomeen, dat ik nergens zo treffend en onderhoudend omschreven heb gezien als in John Gierachs essay Zen and the art of nymph-fishing. En ik gooi er meteen maar even een citaat tegenaan, in de hoop daarmee alle claims met betrekking tot plagiaat in het voorgaande stuk van tafel te kunnen vegen:

"At some point, the setting of the hook takes on an instinctive quality. At some point you stop thinking "Hey, I think I just got a hit," or "Gee, that kind of looked like a trout." The wiggle or flash and the jerk in the rod hand seem to happen simultaniously, automatically, the same way you drop a hot frying pan without having to think "Boy, that really stings."
I don't remember the exact day of my enlightenment, but I recall that I'd already decided I was a pretty good nymph-fisher. It was on the South Platte on a nasty, overcast day (a good fishing day) when the water was the color of pewter and just as hard to see into. I set the hook for no apparent reason but with the absolute certainty that a trout had taken the fly. I wasn't at all surprised at the weight and wiggle at the other end. It didn't occur to me what had happened until I was holding the trout in my hands, and then I started to giggle. Sixteen inches, the best fish of the day; I didn't know how I'd caught her, and I didn't care."

Het is geen toeval dat ik daags na mijn terugkomst uit de Ardennen Gierachs Trout Bum uit de kast trok om dit stukje op te snorren. Niet vanwege de manier waarop ik met de nimf forel had gevangen -beide keren werden beetverklikker en leader namelijk onmiskenbaar weggetrokken-, maar omdat ik iets vergelijkbaars had ervaren tijdens het vissen met de droge vlieg. Want hoewel met name de kleinere forelletjes duidelijk en met een hoop kabaal de vlieg van de oppervlakte namen, kwam het met name bij de wat grotere forellen voor dat ik het met veel subtielere hints moest doen. De door Gierach beschreven hete koekenpan manifesteerde zich op verschillende manieren toen ik door de donkere lucht en het roerige water mijn vlieg eigenlijk niet meer kon zien.
Zo was daar allereerst de grootste forel van de dag, die de vlieg zo subtiel naar binnen slurpte dat het leek of de vlieg gewoon zonk. Ten tweede was daar die andere, qua lengte ook boven het gemiddelde van die dag uitstekende brownie, die in kabbelend water de vlieg, die daar niet op zicht te volgen was nam en mij met niets anders dan een zacht ploppend geluid dat nét de de regelmaat van de kabbel van de beek doorbrak liet weten dat de vlieg was gepakt. Weer een andere beekforel zag (of hoorde) ik ook niet aanbijten, ik vond gewoon dat de leader een gek hikje maakte. In alle drie de gevallen tikte ik direct aan en voelde vis.
En hoewel deze voorbeelden direct terug te voeren zijn naar bewust waarneembare signalen, hoe subtiel ook, was daar nog die regenboogforel. Ik had werkelijk waar geen idee waarom ik een ruk aan de lijn gaf. Ik zag niets met de vlieg gebeuren, hoorde niets, voelde niets en rook niets. Maar vanuit de diepste krochten van mijn intuïtie kwam ineens de impuls. En de vis was gehaakt. A slight disturbance in the Force, meer was het niet. Yoda had er waarschijnlijk goed aan gedaan zijn pupillen tijdens hun training behalve een light saber ook een vliegenhengel te geven.











zondag 29 augustus 2010

Zelfportret met beekforel. (Ardennen deel 2)

Een tweede middag aan hetzelfde stuk Ourthe dat ik eerder beschreef was een regelrecht drama. Voor ik goed en wel stond te vissen werd de rust en het water al verstoord door een stel "mede-recreanten" in een kayak. En hun hond die er achteraan zwom. "Awel, kom maar, braaf!" Braaf? Toen het gezelschap uit het zicht was verdwenen en ik na nog een tijdje verder gevist te hebben naar een volgende stek liep begon daar vers twee van het drama. Toen ik gegil en gespetter hoorde voorbij de bocht vreeste ik het ergste en jawel, niet veel later kwamen daar zes kinderen, sommige voorzien van allerhande drijvende hulpstukken, aangespetterd. Waar de kayakkers nog hun uiterste best deden mij zoveel mogelijk te ontwijken deed dit duivelsgebroed geen enkele moeite om mij en het stuk waar ik stond te vissen te ontzien met hun diabolische praktijken. "Eeft u veel hevanghe meneer?" Wat denk je nou zelf, als je met je bandje een meter langs me komt spetteren en schreeuwen, snotjong? Een onschuldige forel mag je, mits in het bezit van de nodige vergunningen zonder al teveel problemen de kop intikken, maar dergelijk addergebroed met een flinke steen van een extra ventilatiegaatje in de schedelpan voorzien dat staat de Belgische wet dan weer niet toe. Stof tot nadenken. Toen ik in de volgende bocht ook nog bezoek kreeg van een stel barbaren die met een worm aan het vissen waren ("Whelk voor 'n aas hebruikt u eihenlijk?") en het ook weer begon te regenen was de maat vol. Het ging 'm niet meer worden vandaag. Karma schotelde me de rekening voor het meenemen van vis voor. Ik kon het maar beter dragen als een man.

De laatste dag zou het gelukkig allemaal goed gemaakt worden. Na een hoop plekken om te gaan vissen in overweging genomen te hebben besloot ik uiteindelijk een beek die uitkwam in de Ourthe stroomopwaarts te gaan volgen.




















Langs de beek liep een nauwelijks mansbreed pad en wat verder van het water verwijderd een paar modderige mountainbiketracks. Zoals het eruit zag zou ik de beek een flink eind het bos in kunnen volgen zonder last te hebben van schreeuwende kinderen en andere recreanten. Als nou de vis ook nog mee zou werken beloofde het een mooie dag te worden. Een extra goed voorteken kwam bovendien nog in de vorm van een ijsvogel die zijn komst met de typische hoge piep aankondigde alvorens pal voor mijn neus over het water te flitsen.
Omdat de beek maar een paar meter breed was, ondiep en bovendien een waar vlechtwerk van snel- en langzamer stromend water, besloot ik voor de droge vlieg te gaan. Boven de beek zag ik vooral lichtgekleurde schietmotten en een enkel klein lichtgekleurd eendagsvliegje vliegen, wat me er toe deed besluiten voor dit hertenharen vliegje in een maatje 16 te gaan.




















Dit bleek, zoals de volgende foto liet zien, een juiste keuze. Binnen het kwartier griste een dapper forelletje van een centimeter of 20 met een flinke flats! de vlieg van de oppervlakte.




















Nog geen vijf minuten later was het tijd voor nummer twee, en ook nummer drie liet niet lang op zich wachten. De visjes waren allemaal van ongeveer hetzelfde formaat. Hierna bleef het een halfuurtje stil. En dan raak ik vaak wat afgeleid, kijk wat meer om me heen en schiet een paar plaatjes. Zo zag ik regelmatig flinke rivierkreeften over de bedding scharrelen. Echt dikke rakkers.






































En poseren voor de zelfontspanner mocht ook wel even.




















Na een natje en een droogje moest er uiteraard ook weer gevist worden. Ik kwam bij een veelbelovend stukje beek; na een trappetje van kabbelend water lag er onder de beschutting van een ietwat overhellende oever en een paar takken een dieper stuk waar gewoon vis móest liggen.




















Het was door de takken een lastig aan te werpen stukje water, maar wederom bleek dat vertrouwen één van de belangrijkste sleutels tot succes is, want toen ik de vlieg uiteindelijk perfect langs de oever kon laten driften werd deze met een bescheiden aanbeet gepakt. Ik had de vis niet gezien, maar het werd meteen duidelijk dat het een groter exemplaar was dan de visjes die ik ervoor had gevangen. De vis trok m'n hengeltop lekker krom, ging heen en weer over de gehele breedte van de beek en bleef lang tegen de bodem aanzwemmen, zodat ik behalve af en toe een flitsende flank niet veel van hem meekreeg. Maar uiteindelijk gaf ook deze vis zich gewonnen en kon ik een prachtige dikke beekforel van een ruime 30 cm landen.






































Na de relatief lange dril had de vis wel wat reanimatie nodig, maar zwom nadat hij was bijgekomen weer rustig naar zijn plekje. Zo vervolgde ik mijn weg. Soms wadend, soms langs het water lopend tussen de bomen en het struikgewas. Behalve de paar mountainbikers die ik aan het begin van de morgen verderop op de helling had gezien zag ik geen andere levende ziel in de wijde omtrek. Een gevoel van vrijheid maakte zich van me meester en ik voelde me zo struinend door de varens de held uit al mijn favoriete jeugdboeken.






































Vissen is wat mij betreft één van de beste manieren om jongensavonturen te blijven beleven, en dit was er eentje in zijn puurste vorm. Verderop in de beek hopte een waterspreeuw van steen tot steen, af en toe vloog er een gele kwikstaart, een merel of een gaai langs. En de wereld kon me even helemaal gestolen worden. Tussen het gemijmer door ving ik overigens ook nog vis. Leuke beekforelletjes en ook een lekker dik regenboogje stortten zich vol overgave op de Coachman waar ik inmiddels op was overgeschakeld.






































Ik begon het spelletje gaandeweg steeds beter door te krijgen; ik wist de plekken waar de forellen lagen makkelijker te vinden en ook het werpen tussen alle overhangende takken ging me steeds beter af. Met een voorzichtige benadering en korte worpen wist ik de forellen soms tot maar twee meter voor m'n voeten te foppen. Ook de Royal Humpy die ik nadat ik een spar met de Coachman gedecoreerd had aan mijn tippet knoopte werd gretig gepakt. Met het vallen van de avond begon ik aan mijn terugweg en sloot uiteindelijk op de plek waar ik die morgen begonnen was mijn dag af met een prachtig getekende kleine "brownie".




















Na een heerlijke dag in de natuur en de vangst van tussen de 10 en de 15 forellen kon ik meer dan voldaan aanschuiven voor de warme prak. Disclaimer: De catch&release-brigade mag gerust ademhalen, alle gevangen forellen werden vandaag gewoon teruggezet. Hetzelfde geldt voor de rivierkreeften, mocht ook daar twijfel over bestaan. Het inslaan van kinderschedels is overigens ook niet iets dat ik serieus propageer. Naja, meestal niet dan.

En misschien is het de wijn, misschien zijn het de Tindersticks, misschien het druilerige weer deze zondag, maar als ik dit stukje tot een einde schrijf krijg ik direct heimwee.

Stilleven met beekforel. (Ardennen deel 1)

Afgelopen week heb ik in de Belgische Ardennen doorgebracht. Alhoewel, week; met een aankomst op zaterdagmiddag en een vertrek op de volgende vrijdagochtend heb je het eigenlijk maar over 5 effectieve dagen. De helft van die tijd heb ik gevist. Door de Ardennen stromen een aantal rivieren en mooie beken waar onder andere kopvoorn, vlagzalm en forel in zwemt. Een uitgelezen gelegenheid om de vliegenhengel eens te gebruiken waarvoor hij eigenlijk ontworpen is. Ik bevond me in het gebied van de (Oostelijke) Ourthe, en hoewel je in de zomermaanden als visser op deze rivier nogal eens geplaagd kunt worden door de massa's toeristen in kano's, kun je als je goed zoekt nog prachtig rustige stukken vinden. In de rivier zelf of in één van haar zijwateren.

Na onderweg de benodigde vergunningen te hebben gehaald en de zondag wat potentiele stekken bekeken te hebben stond ik de maandagmorgen dan in vol ornaat aan het water.




















Ook bij dit volle ornaat mag een kleine kanttekening. Een waadpak of lieslaarzen heb ik niet, dus wat waden betreft zou het niet dieper kunnen dan een paar ordinaire kaplaarzen zouden toelaten. Heel problematisch was dat vooralsnog niet, want dit stuk Ourthe was op wat diepere kuilen na over het algemeen niet dieper dan een centimeter of vijftig. En die diepere stukken, daar zouden ze zitten.




















Na wat worpen op om de slag er weer een beetje in te krijgen vlakbij de brug waar ik begon, was het stuk op de foto hierboven het eerste stuk rivier dat ik besloot serieus uit te kammen met een nimfje. Na wat proberen stelde ik mijn beetindicatortje zo in dat de nimf tijdens de drift net over de bodem bewoog. Vanaf een grote rots middenin de rivier kon ik mooie lange worpen maken, zodat de pheasant tail ruim de tijd kreeg om de poel door te gaan alvorens de lijn door de stroomversnelling naast me werd opgepikt. Het duurde niet lang of de indicator verdween onder de oppervlakte. Bij het straktrekken van de lijn en het heffen van de hengel voelde ik inderdaad weerstand die vis verraadde, maar dit was slechts van korte duur want de vis loste snel. Het gaf de burger echter moed en het duurde niet lang voor het proces zich herhaalde en de vis wel bleef hangen. Een leuke beekforel van zo'n 25 cm weerde zich kranig in het stromende water, maar uiteindelijk kwam ik als winnaar van dit potje touwtrekken uit de bus.




















De eerste forel aan de vliegenhengel was een feit, geweldig! En nog beter, het duurde niet veel langer voor een tweede exemplaar van hetzelfde formaat zich aandiende. Uit hetzelfde stukje water. Hoe ik zo zeker wist dat het niet dezelfde vis was? Laat de catch&release-politie het niet horen, maar die eerste vis begon inmiddels gewikkeld in een vochtige theedoek in mijn tas de eerste verschijnselen van lijkstijfheid te vertonen. Zijn opvolger trof het een stuk beter, die werd direct in het water onthaakt en hoefde zelfs niet op de foto. Als er al zo snel succes werd geboekt zou het vast niet de laatste vis van de dag zijn.

Dat viel dus tegen. Struinend langs de rivier viste ik nog verschillende stukken grondig af, maar zonder enig resultaat. Tijd om de wapenen even te ruste te leggen en de boterhammen uit de tas te halen.

























Het uiterlijk van de Ourthe begon hier inmiddels wat te veranderen. Vergeleken met het grillige rotsachtige stuk met wat diepere poelen waar ik mijn dag was begonnen was de rivier hier veel gelijkmatiger. Het water was op de meeste plaatsen 40 tot 60 centimeter diep, de bodem kiezelachtig en de eerste ranonkelbedden begonnen te verschijnen. Op het plekje waar ik van mijn lunch genoot zag ik bovendien een flinke barbeel wegzwemmen. Toen de bammetjes achter de kiezen waren leverde drifts met de nimf tussen de waterranonkel net zoals al eerder echter niets op. Omdat het inmiddels ook begon te regenen besloot ik de rivier bij de eerstvolgende stroomversnelling over te steken en via een door de bomen beschut paadje aan de terugweg te beginnen.




















De miezerregen werd al snel een heuse plensbui en het duurde niet lang voordat de bomen nauwelijks nog beschutting boden en ik stukje bij beetje een nat pak begon te krijgen.




















Doorlopen was voorlopig het devies, vissen zou wellicht straks nog wel even kunnen. Geloof het of niet, maar ondanks de regen genoot ik. Ik zou zelfs heel voorzichtig willen zeggen, dankzij de regen. De met bomen, klimop, varens en mossen begroeide rotsachtige hellingen van het dal waarin ik liep waren namelijk nog net wat mooier in de nattigheid en de gevallen regen werd via kleine beekjes en watervalletjes van de helling naar de Ourthe afgevoerd. Bovendien voegde de regen nog een stukje extra avontuurlijkheid toe. Als Nederlander grijp je immers alles aan om jezelf in iets Grootsch en Meeslependsch te wanen. Gelukkig werkte zoals gezegd de omgeving daar prima in mee en werd de hengel ingeruild voor de camera.






































En ja, dat klinkt behoorlijk pretentieus als je vervolgens twee net onscherpe foto's plaatst. Ze geven echter wat mij betreft perfect weer wat ik anders met nog meer woorden had moeten omschrijven. Een andere leuke bijkomstigheid was het feit dat ik onderweg wat eekhoorntjesbrood zag staan langs het pad. De paddestoelen mochten de forel gezelschap houden in de tas. Zo kwam mijn dag uiteindelijk ten einde toen ik het pad bleef volgen en ik weer bij de brug uitkwam waar ik mijn visdag aan de andere oever begonnen was. Bij terugkomst in het huisje werd het natte pak te drogen gehangen en kon ik niet veel later genieten van een bij elkaar gesprokkeld maaltje. Lekker authentiek, lekker wollen sok.




















maandag 2 augustus 2010

Zout en zoet.

Al drie jaar lang vatten Arthur en ik elke zomer het plan op om eens de finten te gaan belagen. Deze zeevis, familie van de haring, trekt immers 's zomers in grote getale naar onze kustgebieden en vaak zelfs nog wel een eindje de rivieren op en schijnt dan relatief makkelijk te vangen te zijn op kunstaas en bovendien een aardig robbertje te knokken. Tot dit jaar bleef het echter elk jaar bij plannen en werd de trip nooit gemaakt. Afgelopen zaterdag gingen we dan eindelijk een keertje naar de sluizen in Nieuwe Waterweg, één van de bekendste stekken voor deze visserij, om ons geluk te beproeven.




































Voor twee polderpeuteraars was zo'n slok water toch even, tja, slikken. Een machtig uitzicht en de wind in de haren, dat was sowieso wel wat waard. Maar dan. Het vissen. Nou ben ik persoonlijk niet zo'n fan van maar op goed geluk een stuk metaal zo ver mogelijk richting horizon keilen, dit weer binnen te draaien en maar zien waar het schip strandt. Zelfs op kleiner water zoek ik liever de hotspots op dan dat ik op goed geluk een watertje uitkam met een plug of spinner. Ik heb immers graag het idee dat ik weet waarmee ik bezig ben. Hier leken we echter geen keus te hebben. Smijten maar dus. Dat hebben we dan ook dik twee uur gedaan. Langs de kribben. Langs de kanten. Vol in de stroomnaad op de kop van de kribben. Voorbij de stroomnaad. Een enkele keer werd de leegte en het totale gebrek aan weerstand verbroken door een pluk zeewier maar de verder was het akelig stil. Wat waren we hier in godsnaam aan het doen?
















Zoals bovenstaande foto laat zien waren we niet de enige verdwaalde zoetwatergangers. Alhoewel, de overal aanwezige zwanen leken een stuk beter te weten waar ze mee bezig waren. De Onbekende Visser rechts op de krib vertrok overigens net zo snel weer als hij was gekomen, evenals enkele andere vissers die het even kwamen proberen. De enige volhouders behalve wijzelf waren twee vliegvissers. Die we overigens ook niets hebben zien vangen. Of het moet heel stiekem gebeurd zijn toen we niet keken. Kan natuurlijk.

Dan nog maar wat foto's. Want mooi is het daar zeker, aan die Waterweg. En je moet wat als de vis niet lijkt te willen.














































Uiteindelijk hebben we er de brui aan gegeven en besloten we ons heil elders te gaan zoeken. Het oorspronkelijke plan B was om een leuk polderwatertje op te zoeken en daar met de vliegenhengel aan de slag te gaan. Maar daar was het het weer gewoon niet naar. Dus gingen we verder met de spinstokken, op jacht naar een baarsje in wat watertjes in en rond Rotterdam.
En baars vonden we.





















Ja, graag gedaan hoor.

Zo wisten we de tweede helft van de dag nog allebei aan onze visjes te komen. Verschillende leuke baarzen van rond de 25 cm werden aan de lip gevoeld en de dag werd binnen het laatste kwartiertje stijlvol afgesloten. Eerst liet Arthur zien dat ook hij best twee baarzen tegelijkertijd aan hetzelfde plugje kon haken.





















Dat was aan de ene kant van de sluis. En zoals het wel vaker gebeurt na een middagje goed baarzen vangen werd aan de andere kant van de sluis de dag besloten met jawel, snoek. En wat weten die beesten je toch altijd een hartverzakking te bezorgen als ze schijnbaar vanuit het niets voor je voeten ineens je aasje grijpen. De gehavende krokodil die dit trucje deze keer flikte bleef in eerste instantie niet hangen, maar greep twee worpen later mijn plugje wel goed en kon na een robbertje vechten uiteindelijk worden geland.





















Een hoge kade, een grote boze snoek en loshangende dreggen; niet direct mijn favoriete combinatie.

Maar ze was het waard. 84 centimeters dikke polderkrokodil. Mijn eerste weer sinds de groenjas die besloot in een oranje Beesie te happen. En dat was alweer een tijdje geleden.
















In combinatie met de aan de scherpe kieuwbogen van de snoek opengehaalde hand hadden we er sowieso weer een goed verhaal bij.
















Gladde kribben, straffe zeewind, dolle baars, woeste snoek en bloedende handen. Onze epische mannelijkheid werd vandaag maar mooi weer even bewezen.