maandag 23 mei 2011

Creatief met kokerjuffer.

Via de blog van een collega-vliegvisser en -binder uit de Verenigde Staten werd ik geattendeerd op het werk van de Franse kunstenaar Hubert Duprat. Duprat liet voor één van zijn projecten de larven van Trichoptera (kokerjuffers of schietmotten dus, voor de vliegvissers bekend als sedges en caddis flies), hun karakteristieke beschermende "huisjes" bouwen van o.a. goud en diverse (half)edelstenen als saffier, opaal en diamant. De kokers die de beestjes dus normaalgesproken maken van bijvoorbeeld plantenresten en zand, afhankelijk van het in hun thuiswater aanwezige bouwmateriaal. Zie hier wat voorbeelden van de resultaten:
























Ik vind het indrukwekkend. Als klein snotjoch had ik op mijn jongenskamertje in Soest een klein aquarium staan met stekelbaarsjes, waterkevers, vlokreeftjes, libellelarven en ander aquatisch grut. Ook kokerjuffers ontbraken niet en ik vond het toen al fascinerend om te zien dat de larven na verloop van tijd het fijne grind uit m'n aquarium gingen gebruiken voor hun kokers. Voor Duprat dus echter geen greffol, maar duidelijk the next levol.

Hier kun je meer lezen over Duprat en dit project, en in dit filmpje vertelt de kunstenaar over zijn werk. Voor de ongeduldigen onder ons, de larven komen vanaf 2 minuut 38 aan bod.

dinsdag 17 mei 2011

De officiële opening.

Eindelijk was het dan zover, de neuzen stonden een avond dezelfde kant op en de Vechtcompetitie kon officiëel geopend worden. Na het nodige voorbereidende hark- en voerwerk afgelopen weekend installeerden Korneel, Arthur en ik ons gisteravond rond de klok van zeven aan de waterkant. De plekjes werden geclaimd en nog even van een bescheiden handje voer voorzien, de hengels werden opgetuigd met de officiële wedstrijddobbers, en toen was het tijd voor het startsein. Met een goeie "PLOP!" werden de bubbels ontkurkt en mocht het bekertje rondgaan:























Ook de stek werd even gezegend:





















En de dobbers konden vervolgens gelijktijdig te water. De openingstreffer was voor Korneel, die een klein baarsje verschalkte dat zijn dobber nauwelijks weg wist te trekken. Een al wat flinkere blankvoorn volgde kort hierop.


















En toen was het na een lange stilte mijn beurt. Het rode puntje van de dobber verdween schuin onder de oppervlakte, ik tikte aan, en wist meteen hoe laat het was. M'n hart maakte een jubelsprongetje toen ik de vis ferme weerstand voelde geven en diep in het water van links naar rechts zag gaan. Eindelijk, de eerste dit jaar. Ik had me geen betere opener kunnen wensen.


















Tot donker zouden er nog een ruisvoorn voor Korneel en een brasem voor mij volgen. Vervolgens bleef het ook in de schemer lang stil. Totdat m'n dobber wederom in de diepte verdween en ik na een flink gevecht de tweede groene biefstuk van die avond in handen had.

















Arthur sloot de avond af met nog een flinke brasem. Hoewel het qua aantallen eigenlijk niet overhield, had ik een uitstekende avond. De groene Moby Dick was eindelijk getemd!

woensdag 4 mei 2011

Geen groen maar goud.

Het is een tijdje stil geweest hier, ik weet het. Wat overigens niet wil zeggen dat ik niet zo af en toe het water heb opgezocht, want dat is wel degelijk gebeurd. Al was het tot nog toe weinig memorabel. Ik ben een paar avonden met de vliegenhengel achter de voorns aan gegaan, en ook zijn de eerste sessies met de penhengel een feit. Al waren dat nog een beetje proefsessies. Korneel, één van de drie vaste deelnemers aan de witvisavonden aan de Vecht, bleek de laatste tijd lastig te reserveren voor een avondje hengelen. Hij schijnt een krat bier te hebben moeten ontvoeren naar Zuid-Afrika ofzo. Alles leuk en aardig en ieder zijn ding natuurlijk, maar daarmee is de Vechtcompetitie dus nog steeds niet officiëel geopend.

Traditiegetrouw is de jacht op nieuwe stekken door Arthur (die andere onvolprezen deelnemer aan de Competitie) en mij echter wel weer in volle hevigheid losgebarsten, en zo af en toe wordt er op zo'n potentiëel watertje proefgezeten. Vanavond ging ik er echter een keer alleen op uit. Niet naar een écht nieuwe stek, maar het was er wel eentje die voor m'n gevoel nog lang niet al haar geheimen had prijsgegeven en derhalve nog een beetje aan me knaagde. Ik had er vorig voorjaar min of meer bij toeval eens zeelt gevangen en een mooie groene biefstuk was vanavond dan ook hoofddoel van de expeditie. Thuis maakte ik een simpel voertje van wat mais en oud brood, zorgde voor een thermos vol hete koffie en toog vol goede moed met de splitcane naar de polder.
Daar aangekomen werden twee bescheiden voerplekjes tegen de leliebedden gemaakt, een evenzo bescheiden kampement bestaande uit een uitgespreide vuilniszak met een handdoek er overheen en een campinglantaarntje ingericht en daarna tuigde ik rustig de hengel op. Al snel bleek dat de paar stukjes brood die uit mijn voer naar de oppervlakte waren komen drijven gretig werden gepakt. En hoewel ik niet voor de ruizers gekomen was vanavond, kon ik het toch niet laten de maden aan de haak eerst even op half water onder de pen te zetten. En voor die pen goed en wel stil lag na de eerste inworp, liep hij alweer mooi weg. Aantikken, hangen. En een leuke dikke ruisvoorn van zo'n 20-25 centimeter lag na wat dappere ontsnappingspogingen in het gras.




















Ik haalde hetzelfde trucje uit op m'n andere voerplekje en ook daar hing binnen de minuut een ruisvoorn, iets kleiner ditmaal. Genoeg gespeeld, de avondschemer naderde en ik kwam voor zeelt. Voor die voorns zou ik nog wel een keertje terugkomen met de vliegenlat. De pen zo afstellen dat het aas op de bodem zou liggen dus, hem tegen de lelies aanleggen, de hengel binnen handbereik leggen, een bakkie koffie inschenken, een pijpje stoppen en het was vanaf dat moment wachten op de dingen die komen gingen. En dat waren er aanvankelijk niet zoveel, die dingen. Veel lijnzwemmende voorn en één prachtige schuine wegloper die me bij aanslaan slechts een dot draadalg opleverde, veel meer was het eigenlijk niet. Het begon inmiddels goed donker te worden. De kikkers kwaakten uit volle borst, in de verte riep een uil en ik besloot met een breeklichtje op de pen de andere voerplek weer eens te proberen. Met succes. Na wat voorzichtig gewiebel ging de pen twee keer volledig onder om na de tweede keer bovenkomen vrijwel meteen langzaam maar zeker weg te lopen. Ik wachtte nog even, tikte aan en voelde vis. Grotere vis. En hoewel de vis lang diep bleef en flink knokte, miste toch de massieve constante weerstand die typisch is voor zeelt. Even dacht ik aan brasem, maar  de dril leek geenszins op de vijf-keer-flappen-gevolgd-door-een-imitatie-van-een-natte-plastic-zak die bij brasem hoort. Wat er uiteindelijk tegen de kant naar boven kwam was tot mijn verbazing wederom ruisvoorn. En een hele beste. Sterker nog, ik geloof niet dat ik ooit een grotere heb gevangen.




















Hoog gebouwd, moddervet, met donkergouden flanken en bloedrode vinnen. Zo zie je ze toch niet heel veel. Ik niet althans. En dat om elf uur 's avonds in het pikkedonker vanaf de bodem. Alle mij bekende theorie en tactieken over ruisvoornvissen kunnen daarmee in één klap het raam uit geloof ik. En hoewel iets in mij de beste rakker liever op een zonnige dag aan een droge vlieg had gevangen, hoor je me bij zo'n vangst toch echt niet klagen. Aangezien ik geen meetlintje bij me had kan de vis niet officiëel als pr de boeken in, maar afgaande op de verhouding ten opzichte van de hengel leek deze rooie rijer bij thuiskomst ergens tussen de 30 en de 35 cm. En dan schat ik bescheiden. Nogmaals, zo vang ik ze toch echt niet elke dag.

Oh ja, zeelt. Nadat de voorn was teruggezet maakte m'n pen in het volgende uur nog tweemaal na een hoop tergend langzaam gewandel en gewiebel een mooie glijvlucht richting diepe. De eerste keer miste ik volledig, waarna een flinke vis met een grote boeggolf het hazenpad koos. De tweede keer voelde ik even weerstand, maar de vis loste vrijwel direct. Ik was inmiddels volledig verkleumd en het restantje koffie in de thermoskan was er al niet veel beter aan toe. Het was voorbij middernacht en meer dan mooi geweest. Maar ik krijg ze nog wel, die groene kraalogen.